Water- en luchtdichtheid


waterdichtheid

Het Bouwbesluit vereist dat uitwendige scheidingsconstructies (vloeren, gevels en daken) van verblijfsgebieden en toilet- en bad-ruimten waterdicht zijn. De waterdichtheid wordt in NEN 2778 gedefinieerd als het vermogen van een constructie om transport van water door de grenslaag te verhinderen om zo te voorkomen dat het binnendringend vocht leidt tot een kortere levensduur van de constructie. 
Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen constructies grenzend aan de lucht en constructies grenzend aan grond of water.
De waterdichtheid wordt veelal beoordeeld aan de hand van constructies en details zoals deze in NPR 2652 opgenomen zijn.
De in NPR 2652 gebruikte details zijn overgenomen uit de SBR-Referentiedetails.

luchtdichtheid
In het Bouwbesluit worden naast ventilatie-eisen (zie onder "ventilatie en daglicht") ook eisen gesteld aan de luchtdichtheid op gebouwniveau (bepaald conform NEN 2866). De luchtdichtheidseis geldt voor een gebouwfunctie waarvoor ook een Rc-waarde is voorgeschreven.
De eisen zijn bedoeld om ongewenst warmteverlies door de uitwendige scheidingsconstructies ook bij sterke wind te voorkomen. Het betreft hier dus lucht dat "onbewust" het gebouw in en uit kan stromen (infiltratie).
De luchtdichtheid (binnenzijde) is ook van belang voor een goede waterkering aan de buitenzijde (zie boven) maar ook voor het voorkomen/beperken van inwendige condensatie. Bij de bepaling van de luchtdichtheid kan ook gebruik gemaakt worden van de NPR 2652 en de SBR-Referentiedetails.
De luchtdichtheid is ook een belangrijke parameter bij de bepaling van de energieprestatie (NEN 7120).